Ik sprak laatst in mijn praktijk een jonge man die 4 jaar geleden uit Syrië was gevlucht. Inmiddels is hij druk aan het werk en doet daar een opleiding naast.
Na 4 jaar is zijn Nederlands uitstekend. Een gesprek met hem wordt niet bemoeilijkt door de taal. Maar het is niet vlekkeloos. Je hoort duidelijk dat hij geen geboren en getogen Nederlander is.
Voor zijn werk overlegt hij met vertegenwoordigers van gemeenten en maatschappelijke organisaties. Daar is Nederlands voor hem geen issue. Voor niemand eigenlijk.
Maar op zijn opleiding, waar hij mondelinge examens heeft en presentaties moet geven, daar wordt het ineens een probleem. Hij wordt beoordeeld. Mensen gaan iets van hem vinden. Ze gaan horen dat zijn Nederlands niet helemaal goed is.
Wat zullen ze wel niet denken?
En terwijl hij dit denkt, gaat hij stotteren en haperen, komt niet meer uit zijn woorden. En nee, dan gaat het inderdaad niet goed, dan lijken alle Nederlandse woorden die in zijn hoofd zitten er plotseling uit te vallen.
Dit noemen we ‘de Cirkel van Ellende’.
We denken bijvoorbeeld bij een presentatie:
‘O, o, dat gaat niet goed. Ik kan dat niet.’
En als we met die gedachte in ons hoofd onze presentatie houden, is het niet zo vreemd dat het van de zenuwen inderdaad niet goed gaat. En dan is de conclusie:
‘Zie je wel, dat gaat niet goed. Ik kan dat niet.’
De gedachte heeft zichzelf bevestigd. We geloven er nog vaster in en de volgende keer zijn we nog nerveuzer, als een volgende keer niet maar liever helemaal vermeden wordt.
Om hier uit te komen is er maar één weg:
We dagen die gedachte uit.
- Is het echt zo? Gaat het echt niet goed? Kan ik het echt niet?
In dit geval was de vraag:
- Is je Nederlands echt niet goed genoeg? Hebben docenten of medestudenten daar ooit iets over gezegd?
‘Nee, niemand.’
Hiermee is het natuurlijk niet klaar. Zo simpel is het nou ook weer niet. 😊. Maar het is een belangrijk begin.
Hij schetste op mijn verzoek zijn missie in het leven, ofwel, waar hij blij van wordt.
‘Ik wil mensen helpen, inspireren, stimuleren, zodat ze een goede toekomst kunnen opbouwen.’
‘En dat ben je al aan het doen, toch?’
‘Jazeker,’ was zijn antwoord. En terwijl hij erover vertelde begonnen zijn ogen te schitteren, werden zijn gebaren groter.
‘Welke kwaliteiten laat je nu zien?’
Ze kwamen er vol overtuiging uit. Behulpzaam, open, sociaal, sterk rechtvaardigheidsgevoel, gezellig, ontspannen, hard werkend. Ik kan ze me niet meer allemaal precies herinneren.
‘En als je je dit nu van jezelf realiseert, een man met zo’n mooie missie en zulke mooie kwaliteiten voor de mensen om hem heen, denk je dan dat het die mensen wat kan schelen of je Nederlands vlekkeloos is? Voor mij maakt het deel uit van je charme, van de kracht die je uitstraalt.’
Hij viel stil. En moest toen lachen.
Ik vroeg hem zich de komende presentatie voor de geest te halen.
‘Doe je ogen maar eens dicht en stel je helemaal voor hoe je daar zit voor je beeldscherm en al die mensen in die kleine schermpjes zitten zwijgend naar je te kijken en te luisteren.’
Hij deed het een tijdje. Toen begon hij weer te lachen.
‘Het is niet erg. Het zijn mijn vrienden. Ze mogen mij. Ook zo.’
Ik hoefde de ‘Cirkel van Vreugde’ er niet eens bij te halen.
Soms kan een klein ideetje dat in ons hoofd ontstaat, zoals ‘mijn Nederlands is niet goed genoeg’, de cirkel van ellende op gang brengen. En als we dat niet in de kiem smoren, kan dat steeds grotere consequenties krijgen. Consequenties die van af het begin af aan al nergens voor nodig waren.
0 Comments